De hogere temperaturen en de regen bevorderen ook de opkomst van de onkruiden. Het is noodzakelijk om de opkomst van onkruiden en bieten in uw velden te controleren. De algemene raadgevingen van verleden week blijven geldig.
In sommige percelen is er aardappelopslag aanwezig. Het is belangrijk om deze aardappelopslag te verwijderen om de concurrentie van deze planten met de jonge bieten te beperken, de eventuele vermeerdering van aardappelnematoden te verminderen en een infectiebron voor aardappelziekte (phytophtera infestans) te verwijderen.
Er werden eveneens hoge opkomsten van duist en andere grassen waargenomen.
Een FAR behandeling met B 0,6 / T 0,2 / G 0,5 / O 0,5 is steeds selectief voor de biet. In sommige velden echter kan het noodzakelijk zijn correcties toe te passen en dit in functie van het stadium van de biet en het stadium van het onkruid. Voor bieten in het kiemlobstadium en onkruiden die reeds het eerste echte blad ontwikkelen (vb. hondspeterselie, gevlekte scheerling) zijn de mogelijkheden om correcties uit te voeren beperkt:
- In velden met veelknopigen (vb. varkensgras, zwaluwtong), schermbloemigen en/of kruisbloemigen (herik, knopherik) en/of bingelkruid zou men eerder voor Safari kiezen (15 g is mogelijk vanaf 70% opkomst van de bieten).
- Voor velden met veelknopigen, schermbloemigen en composieten ( vb. kamille, klein kruiskruid) is het toevoegen van ‘Matrigon’ (max. 0,3 l/ha in het kiemlobstadium van de biet voor een product dat 100 g/l clopyralid bevat) aan de FAR ook een mogelijkheid gezien de groeizame weersomstandigheden die aangekondigd worden voor de komende week.
Op de bieten in het 2-4 bladstadium zijn de correctiemogelijkheden groter en beschreven in de FAR Memo 2016.
Aardappelopslag: De meest succesvolle bestrijdingstechniek bestaat erin om een niet-selectief systemisch herbicide van het type ‘Roundup’ toe te passen. Bij weinig aardappelopslag kan men lokaal behandelen door de opslag aan te stippen of met een rug- of handsproeier te behandelen (met spuitkap, voor beide vermijdt hierbij contact van het product met de huid). Het kan ook mechanisch door te schoffelen maar dan zal één doorgang meestal niet volstaan.
Alternatief kan ook met selectieve middelen gewerkt worden. Het resultaat hiervan is wisselend, de kostprijs is hoog. Het resultaat kan gaan van het remmen van de ontwikkeling van de aardappelopslag tot het verbranden van het loof (de knol overleeft). De gevoeligheid van de aardappelrassen voor de behandeling met selectieve middelen is niet gelijk (zie FAR Memo 2016, kader aardappelopslag).
Op « duist » percelen: De bestrijding van duist gebeurt het best als deze grassen nog klein zijn (2 – 4 blad stadium). Het is aanbevolen om de grassenmiddelen apart van de FAR toe te passen, aan de volle erkende dosering, om de hoogste werkzaamheid te bekomen. In geval u weet dat een “fop” geen goede werking heeft op uw perceel dan kan u steeds eens een “dim” testen.
Meer informatie over andere grassenmiddelen vindt u in de FAR Memo 2016.