De suikerbiet is een plant die uitermate gevoelig is voor boorgebrek (hartrot). Een preventieve toediening van boor is altijd aanbevolen in velden met een laag boorgehalte (<0,50 mg/kg grond), in velden onderhevig aan boortekort en vooral in percelen met een hoge pH of gevoelig voor droogte (kiezel- of zandzones). In dit geval zal de toediening 200 tot 500 g boor/ha bedragen.
In de situaties waar dit nodig blijkt en indien er nog geen boor werd toegepast bij de zaai, zal een toediening van boor moeten gebeuren via een bladbespuiting (ten laatste vóór het sluiten van de rijen). De minerale formuleringen zijn over het algemeen compatibel met een onkruidbestrijdingsbehandeling, de compatibiliteit van andere formuleringen (chelaten, …) moet voor elke mengeling gecontroleerd worden. Mengsels met Teppeki of Movento zijn ook mogelijk.